In veel brainstorms ben je zo met elkaar op dreef, dat de ideeën blijven komen. Er is veel energie en iedereen is positief. De ideale mind-set voor een goede brainstorm. Maar – dat herken je vast – er zijn ook wel eens sessies dat je soms even niet in die flow zit. En wat dan? Op dat moment roep je een brainstormtechniek in het leven: bijvoorbeeld de bloemassociatie.
1) Zet een willekeurig woord in het midden van een getekende bloem (1). Kies bijvoorbeeld een land. Zie op de foto: Italië.
2) Vul de blaadjes met woorden waar je aan denkt bij het eerste woord. In het geval van Italië kan dat zijn: eten, strand, stad, Fiat 500, vakantie of iets heel anders natuurlijk. Doe dit totdat je een mooie bloem hebt (2, 3, 4).
3) Start met brainstormen: kies een blaadje uit de bloem, schrijf alles op waar je bij dat woord aan denkt, en koppel die woorden aan de vraagstelling of opdracht die je hebt.
4) Schrijf alle ideeën die je nu te binnen schieten, die van toepassing zijn op jouw probleem- of vraagstelling, op post-its, ook al lijken ze gek / te duur / onhaalbaar
5) Kom je niet verder, pak dan een volgend woord
6) Ga zo door met woorden associëren die niets te maken hebben met je probleem of vraagstelling. Je brengt jezelf zo actief op andere gedachten. En daar kunnen zomaar bijzondere ideeën uit voortkomen.
Een voorbeeld van een bloemassociatiesessie
Stel de hoofdvraag is: op welke manieren kunnen onze medewerkers elkaar beter leren kennen tijdens onze teamdag?
1) Je pakt het woord Fiat 500 uit de bloem.
2) Je gaat met je brainstormpartner(s) nadenken over Fiat 500.
3) Je denkt aan auto’s, merken, andere types, groot en klein.
4) Je bedenkt opeens dat je een evenement wilt organiseren waar het draait om ‘types’. Alle medewerkers moeten zichzelf vergelijken met een auto en zo creëer je door de dag heen een wagenpark. Het wagenpark is de blauwdruk van je organisatie.
5) Dit idee schrijf je op.
6) Je denkt verder: auto’s, snelweg, routes, rondrijden. Je bedenkt dat je een speurtocht op maat wilt maken waar iedereen onderweg opdrachten moet doen waardoor ze elkaar beter leren kennen.
7) Je neemt een ander woord: eten. Je denkt aan ingrediënten, tafelen, diner. Je bedenkt dat je een diner wilt organiseren waar men elke keer van plek wisselt, waardoor men elke keer naast een andere collega zit.
8) Je pakt het volgende woord: strand. En opeens heb je het: het diner vindt plaats op het strand.
De gehele blog is hier te lezen.